Op een ochtend ging de telefoon. Een kordate jongedame wilde inlichtingen over een aankomende uitvaart. Het eerste wat ze vroeg was: “bent u zo’n zwarte kraai of een aardig uitziende man?” Ik antwoorde dat ik door velen werd gezien als een aardige man, maar dat ze dat beter zelf kon bepalen. Dat wilde ze ook beslist en we maakten een afspraak. Wat ik alvast moest weten, was het volgende: zijzelf zou binnen een half jaar overlijden en wilde de hele regie omtrent de uitvaart zelf in handen hebben. Ze had hierbij mijn hulp nodig, mits ik bij haar wensen zou aansluiten.

De week daarop ging ik naar de opdrachtgever toe. In een lichtgrijs kostuum belde ik aan. Zij maakte de voordeur open, keurde mij, glimlachte en vroeg mij binnen te komen. “De koffie met gebak staat klaar. Mijn leven is altijd een groot feest geweest en zo wil ik het ook afsluiten”, zei ze. “Vind je het erg als ik mijn pruik even afdoe, deze zit veel te warm. Je zult wel wat gewend zijn en niet zomaar schrikken of wel?” “Nee hoor mevrouw, ik schrik inderdaad niet zo snel. Zonder uw pruik ziet u er ook goed uit”, vertelde ik haar. Ze lachte en het ijs was gebroken. “Ik lijk aardig, maar kan ook heel vervelend zijn. Ik heb heel wat wensen, dus maak je borst maar nat. Trouwens, een mooi pak heeft u aan, geen kraai die daar inpast,” zei ze met een glimlach.

“Mijn verlanglijstje voor mijn uitvaart ziet er als volgt uit: om te beginnen wil ik de eerste paar dagen thuis, in mijn tuinkamer worden opgebaard. Daar mag iedereen mij bezoeken. Daarna mag u mijn lichaam overbrengen naar uw rouwcentrum in Velp. Daar wordt de kist gesloten en mag er geen afscheid meer worden genomen. Ik wil een kerkdienst in de Grote kerk van Velp met een zeer goed koor. De kerk moet versierd worden met grote praalstukken met kleine, witte bloemetjes, vooral bij het altaar waar mijn kist komt te staan. Ik ken een pastoor die mijn uitvaartdienst in de kerk moet voorgaan. Over de invulling hebben wij het later nog.”

“Na de kerkdienst vertrekken wij in jullie prachtige rouwauto, de Daimler uit 1951, naar een restaurant in Rozendaal, dat helemaal voor een informele 2de dienst moet worden afgehuurd. Ik verwacht daar ongeveer 150 personen. Er mogen geen onuitgenodigde gasten aanwezig zijn. Zij die willen, mogen spreken en we luisteren naar muziek die mijn man en familie uitzoeken. Er wordt drank geserveerd met exclusieve hapjes, die ik zelf nog ga bespreken. Het geheel mag niet langer duren dan 2 uur. Jij mag de ceremoniemeester zijn en denk eraan: een licht kostuum. Alle aanwezigen mogen bij mijn vertrek een erehaag vormen en mij uitzwaaien. Hierna wordt mijn lichaam overgebracht naar begraafplaats Moscowa in Arnhem. Een intieme groep genodigden begeleidt mij. Bij mijn graf zingt een zangeres het Ave Maria van Gournod terwijl mijn kist daalt. Iedereen die daar aanwezig is, wordt uitgenodigd voor een borrel mij thuis.”

“De kist wil ik laten beschilderen door een bevriende kunstenaar. De kist moet van degelijke kwaliteit zijn, want hij moet heel lang in goede conditie blijven. Ik wil geen grafkelder maar een zandgraf, dat vind ik veel natuurlijker. Ik wil na verloop van jaren één worden met de natuur.”

“Nou, dit zijn in grove lijnen de wensen voor mijn uitvaart. Aan de verfijning gaan we samen werken. En, denk je dat je dit aankunt?” vroeg ze met een lach. “Het is mij een eer, mevrouw”, zei ik, “om deze wensen samen met u tot stand te brengen en ze uit te voeren.” “Noem mij geen mevrouw, maar liever Mathilde”, zei ze. “We zullen veel met elkaar bespreken en samen op pad gaan naar de kerk, het restaurant, de begraafplaats, de bloemist en wat er allemaal nog bijkomt.” Toen ze vroeg of ik nog vragen had, zei ik direct ja. Ik had nog één vraag die op mijn lippen brandde. “Mathilde, ik heb begrepen dat u een partner heeft. Mag ik vragen waarom uw partner nu niet aanwezig is?” “Hij kan mijn aanpak voor mijn uitvaart niet aan”, zei ze. “Hij wil u wel een keer persoonlijk ontmoeten.” Dat vond ik heel goed en belangrijk.

In die laatste maanden van haar leven hebben wij elkaar vaak ontmoet, veel besproken en alles definitief gemaakt. De laatste periode was zwaar voor haar. Ze weigerde elke aangeboden behandeling. Op een dag vroeg ze of ik nog één keer langs wilde komen en of ik langs de bakker wilde gaan om gebak mee te nemen. Een vriendin deed de deur open en bracht mij naar de werkkamer. Daar zat Mathilde, deze keer met pruik, in een perfecte make-up, sterk vermagerd, in een prachtig pakje. “Mijn tijd is gekomen, Leo”, sprak ze zacht. “Nog één keer wil ik alles met je doornemen, daarna zal ik je niet meer zien. Over een paar dagen ben ik dood, daar kies ik zelf voor. Dan komt voor jou de taak, zoals afgesproken. En denk eraan: ik houd een oogje in het zeil, daarboven, dus als je het niet doet zoals afgesproken, dan zul je dat merken”, zei ze met een knipoog. “Ik zal onze gesprekken en uitstapjes missen”, zei ik. “Ik ook”, zei Mathilde, “dank voor je meedenken en het realiseren van mijn veeleisende uitvaart. Dank voor je geduld en Leo…. misschien tot ziens, ooit!”

De uitvaart werd groots, zoals Mathilde zelf had bedacht. Ondanks het grootse, was het afscheid warm en bijzonder. Ik heb niets gemerkt van een reactie tijdens de uitvaart, dus ik neem aan dat alles volgens haar wens is verlopen…

Leo