Een tijdje geleden werd ik  ’s avonds gebeld door een geëmotioneerde, oudere dame. Ze vroeg me de uitvaart van haar thuiswonende dochter te regelen. Haar dochter was die ochtend onverwacht overleden. Een hartstilstand, had haar huisarts gezegd. De dame wist niet wat ze nu moest doen en wat er allemaal ging gebeuren.

Ik probeerde haar eerst wat te kalmeren. Op dat moment was het belangrijkste om het lichaam van de dochter te koelen. Ik legde mevrouw de mogelijkheden voor. Ze kon haar dochter thuis verzorgen en op bed op laten baren of haar over laten brengen naar ons rouwcentrum. Een tijdje was het stil aan de telefoon, daarna antwoordde ze: ’’Nee, thuis wil ik niet, dat vind ik te confronterend. Brengt u haar maar naar uw rouwcentrum. Helpen bij de verzorging wil ik ook niet.“ We spraken een tijdstip af om haar dochter over te brengen. De dag daarop zou ik langs komen om de uitvaart te bespreken. Ik koos met opzet een wat later tijdstip, zodat mevrouw nog wat kon uitrusten voordat ik kwam.

De volgende dag belde ik aan. Mevrouw deed met rode, betraande ogen open. Ze vertelde mij geen oog dicht te hebben gedaan, haar gedachten hadden niet stilgestaan. Haar hele leven en dat van haar dochter waren de revue gepasseerd. Mevrouw was alleen, haar man was al enige tijd geleden overleden. Er was weinig of geen familie en ze had maar een paar kennissen. Haar buurvrouw was haar steun en toeverlaat, maar die lag in het ziekenhuis, dus daar kon zij nu ook geen beroep op doen. Ik voelde verdriet en verwarring, maar merkte ook dat mevrouw op bepaalde momenten afwezig was.

Door het gesprek heen, merkte ik dat ze heel veel vragen had over hoe het zou zijn als haar dochter toch thuis was gebleven. Wij hebben samen de tijd genomen om hier uitgebreid over te praten, alles te benoemen en de plus- en minpunten tegen elkaar af te wegen. Zo kwam de dame tot het besluit om haar dochter toch weer thuis te hebben, in haar vertrouwde omgeving. Na die keuze veranderde haar gezichtsuitdrukking. Er kwam rust over haar en ze glimlachte zelfs weer. Ook vroeg ze of ze mocht helpen om haar dochter te wassen en mooi aan te kleden, want haar dochter was iemand die er altijd keurig uitzag. We spraken een tijdstip in de middag af en begonnen de uitvaart verder vorm te geven.

In de dagen die volgden, spraken wij veel over haar dochter en haar leven, maar ook over alledaagse dingen. Mevrouw werd zich bewust van de verandering die in haar leven plaatsvond en zei dat ze de tijd zou nemen om dat te laten doordringen. Naarmate de dagen voorbij gingen, werd ze rustiger. Op de laatste dag voor de uitvaart hebben wij ’s avonds de kist van haar dochter gesloten, voorzien van enkele foto’s en bloemen uit de tuin. We luisterden naar muziek en praatten nog wat na.

Op de dag van de uitvaart kwam ik met mijn collega’s terug naar mevrouw en tilden de kist van haar dochter in de rouwauto. We liepen via het achterpad naar haar lievelingsplek. Daar stonden we even stil en mocht ik een gedicht voorlezen dat mevrouw had uitgezocht. Hierna gingen we met de rouwauto naar het crematorium waar in besloten kring afscheid werd genomen. Het afscheid paste bij haar en haar dochter. Ik bracht mevrouw naar huis, we dronken samen een kopje thee en namen de laatste dagen met elkaar door. Hierna ging ik weg en zei haar over een paar weken weer te komen bezoeken. Zij zei niets, maar glimlachte naar me.

Na een paar weken kwam ik inderdaad nog even aan. Terwijl we praatten, liep mevrouw naar de keuken, pakte een plastic tas en overhandigde die aan mij. “Hier”, zei ze, “voor jou. Een stekje van een plant uit de tuin die mijn dochter zo mooi vond. Plant hem in je tuin, verzorg hem goed en denk nog eens aan ons. Door de rust die je hebt genomen, heb ik de juiste beslissingen kunnen maken.” Ze had geen mooier gebaar kunnen maken.

Leo