Ik was nog maar kort in dienst als uitvaartleider bij mijn vorige werkgever toen ik van de directeur het verzoek kreeg om een uitvaart te bespreken met nogal ‘aparte’ mensen, zoals hij dat noemde. Onervaren en onbevangen ging ik naar die mensen toe. Hun beste vriend was overleden en ze wilden een begrafenis op een begraafplaats vlakbij hun huis.

Tijdens de bespreking stond de muziek vrij hard, ik rook een nogal sterke geur en kon bijna niets zien door de blauwe wolk die er in huis hing. De mensen hadden heel veel wensen voor de uitvaart en eisten dat deze ook werden uitgevoerd. Met een hoofd vol vragen keerde ik terug naar de directie en overlegde alle verzoeken. Mijn toenmalige werkgever vond het allemaal oké en zei dat dit een mooie ervaring voor mij zou worden.

Op de dag van de uitvaart kwam ik aan op de parkeerplaats van de begraafplaats. Daar stonden zo’n 100 mensen te wachten op hun vriend die per rouwauto zou aankomen. Wel 50 motoren stonden te ronken en gas te geven. Ik zag veel tatoeages en rook weer die sterke lucht die ik bij de uitvaartbespreking ook rook. Ik was nogal nerveus en in mijn jacquet stapte ik uit. Toen ik mijn auto wilde afsluiten, begon het alarm volop te loeien; een prachtige binnenkomer, maar niet heus. Met een rood hoofd kreeg ik na enige tijd het geloei stil. Met een brede grijns op hun gezicht bekeken de gasten mij van top tot teen. Waarschijnlijk hebben ze zich nog ingehouden na het zien van mijn outfit.

Enkele minuten later arriveerde de rouwauto en iedereen begon te applaudisseren. De motorrijders kregen het bevel om te claxonneren. Een kabaal van jewelste;  de buurtbewoners kwamen allemaal kijken wat er aan de hand was. De vrienden haalden de kist met hun vriend uit de rouwauto. Het was een eigengemaakte kist die er niet standaard uitzag. Ze wilden de kist dragen naar het graf en niet op een rijdend baartje zetten. Ik gaf aan dat de weg naar het graf vrij lang was en dat het waarschijnlijk  te veel zou worden. Niemand zei wat, maar ze keken naar mij alsof ik niet goed bij mijn hoofd was: ze gingen hun vriend op hun schouders dragen.

Ik liep voor de stoet uit en na een paar honderd meter riep één van de vrienden: “PAUZE” en ze zetten de kist gewoon op de grond. Toen ik durfde te zeggen dat dat niet zo respectvol was, zeiden ze: ”je mot je er niet mee bemoeien, jonge”. Ze pakten de kist weer op hun schouders en liepen verder naar het graf. Ik gaf wat aanwijzingen en de vrienden zetten de kist op de balkjes van het graf. Eén van de vrienden gaf een seintje en iedereen toverde een sigaret te voorschijn. Een nogal lange. Binnen een mum van tijd hing er een rookwolk met een nogal indringende lucht.

Er werd door verschillende vrienden kort gesproken. Uit de meegebrachte cd-speler kwam muziek: hard en stevig. Het seintje om de kist te laten dalen, kwam vanuit een vriend. Deze liet met de andere vrienden de kist zakken totdat plots de deksel van de zelfgemaakte kist openklapte. De kist zat strak vast in het graf. De eigengemaakte kist was dus groter dan door mij aangegeven. Iedereen vond het prachtig. Ze konden nog éénmaal hun vriend zien en niemand die dat storend vond. Ik moest hierna met mijn jacquet op mijn buik liggen om de deksel te sluiten, wat maar amper ging.

Na deze capriolen maakten de vrienden het graf dicht met zand. Iedereen was uitgenodigd om een drankje te komen drinken in hun clubhuis. Ik werd ook uitgenodigd, mocht ik daar zin in hebben. Nou dat laatste stukje wilde ik ook wel beleven! Zoals verwacht was het ook daar geen doorsnee condoleance, maar een soort feestafsluiting met de nodige muziek, drank en rookwaren. Een passende uitvaart voor de overledene, maar voor mij destijds een totaal nieuwe manier van afscheid nemen met de nodige verrassingselementen. Ik zou het voor geen goud hebben willen missen.

Leo